12 – Hoe lieflijk,hoe vol heilgenot

Hoe lieflijk,hoe vol heilgenot

Hoe lief’lijk, hoe vol heilgenot,
o Heer, der legerscharen God,
zijn mij uw huis en tempelzangen.
Hoe branden mijn genegenheên
om ‘s Heren voorhof in te treen.
mijn ziel bezwijkt van sterk verlangen,
mijn hart roept uit tot God, die leeft
en aan mijn ziel het leven geeft.

U, die als Schepper eeuwig leeft
en plaats en tijd het schepsel geeft,
op U de Heer mag ik vertrouwen.
mijn ziel vindt toch bij u, mijn God,
een zalig thuis, een heerlijk lot,
bij U wiens gunst ik mocht aanschouwen.
Welzalig hij, die bij U woont,
U immer prijst en eerbied toont.

Welzalig hij, die al zijn kracht
en hulp alleen van U verwacht,
die kiest de welgebaande wegen.
Steekt Hem, als hete middagzon,
de last des daags Gij zijt zijn bron
en geeft Hem kracht en rijke zegen,
in uw genade, die Hem dekt,
en leven aan de ziel verstrekt.

Geen media