Hoe zalig is ‘t mij hier te zijn
Hoe zalig is ‘t mij hier te zijn,
ja ‘t hart wordt mij hier stil;
want volop valt het manna neer,
het brood, als Vaders wil.
Wie wil verzaam’len, vindt in overvloed
het heerlijkst manna, dat niet meer hong’ren doet.
Dat levensmanna vindt men slechts
daar waar de Heer het geeft;
en hij, die met dit brood zich voedt,
het eeuwig leven heeft.
Wie wil verzaam’len vindt in overvloed
het heerlijkst manna, dat niet meer hong’ren doet.
En als de macht van zond’ en schuld,
het kindschap in u drukt,
ziet hoe Hij zich in zijne dienst
tot u, verslaag’ne, bukt.
Hij richt u op, komt, zet u aan zijn dis,
waar ‘t heerlijkst manna uw levensspijze is.
Verkwikt, gesterkt wordt hier mijn hart,
hier wens ik steeds te zijn;
het VaderWoord, als ‘t levensbrood
stilt honger, stilt ook pijn.
O, kind’ren Gods, dankt, dankt uw trouwe Heer,
uw Heiland Jezus ontfermt zich uwer weer.
geen media