121 – O, mijn ziel, wil u verblijden

O, mijn ziel, wil u verblijden

O, mijn ziel, wil u verblijden,
spoedig komt gij tot uw rust;
wees verheugd, uw levensscheepje
nadert reeds de zaal’ge kust.
Moedig strijdt het met de baren,
in de Heer gij hulp steeds vindt.
Zouden u dan stormen deren?
Moet gij vrezen, eerst’lingskind?
Zouden u dan stormen deren?
Moet gij vrezen, eerst’lingskind?
Refrein

Stuur gelovig dan uw scheepje
naar die kust aan gene zij;
is uw levensreis beëeindigd,
zijn de stormen ook voorbij.
Dan rust gij van al uw strijden
en, bevrijd van kruis en druk,
moogt gij eeuwig u verblijden
smaakt gij ‘thuis’ het hoogst geluk.
moogt gij eeuwig u verblijden
smaakt gij ‘thuis’ het hoogst geluk.
Refrein

Refrein:
Zaal’ge rust, zaal’ge rust,
o, hoe heerlijk dit te weten:
daag’lijks nader tot de kust.
Zaal’ge rust, zaal’ge rust,
o, hoe heerlijk dit te weten:
daag’lijks nader tot de kust.

Geen media