141 – Van U zijn alle dingen

Van U zijn alle dingen

Van U zijn alle dingen,
van u, o God alleen,
van U de zegeningen,
o hoorder der gebeen.
liefd` en trouw omringen
mijn wankelende schreen,
en wat w`ooit goeds ontvingen,
het is van U alleen.

Gij wacht niet tot wij vragen,
voorkomt zelfs onze bee,
Gij helpt niet enkel dragen,
maar draagt ook zelve mee.
Gij heelt zelfs in uw plagen,
vertroost ons in het wee,
en onder alle slagen
schenkt Gij aan `t hart uw vree.

O mocht ik U beminnen,
gelijk Gij mij bemint,
en heil`ge vrees van binnen
mij leiden als uw kind.
Mocht ik die rijkdom winnen,
die roest noch mot verslindt,
en worde nooit mijn zinnen
door ijd`le glans verblindt.

Geen media