Alle roem is uitgesloten
Alle roem is uitgesloten,
onverdiende zaligheên,
heb ik van mijn God genoten,
‘k roem in vrije gunst alleen;
ja, eer ik nog was geboren,
eer Gods hand, die alles schiep,
door zijn woord tot aanzijn riep
heeft zijn liefde mij verkoren.
God is liefd’, o eng’lenstem;
mensentong, verheerlijkt Hem!
Door mijn zonde diep bewogen,
bood Gods liefde mij de hand;
o, ontfermend mededogen,
liefde boven mijn verstand.
Vijandschap was mijn bedenken,
vlees’lijk, aan het kwaad verknocht,
had ik nimmer Hem gezocht.
Hij wou m’ eerst zijn liefde schenken;
God is liefd’, o eng’lenstem;
mensentong, verheerlijkt Hem!
Datis grenzelooz’ ontferming,
die genade, rijk en vrij.
God schenkt redding, schenkt bescherming,
schenkt z’ aan zondaars, schenkt ze mij;
dan zelfs, als mijn onvermogen,
als mijn zondig hart mij smart,
toont mij ‘t Godd’lijk Vaderhart
zijn verlossend mededogen:
God is liefd’, o eng’lenstem;
mensentong, verheerlijkt Hem!
Geen media