WB_25_02_02 Voor zondag 2 februari 2025
In stilte rijpen Marcus 4:26-29
26 En hij zei: ‘Het is met het koninkrijk van God als met een mens die zaad uitstrooit op de aarde: 27 hij slaapt en staat weer op, dag in dag uit, terwijl het zaad ontkiemt en opschiet, ook al weet hij niet hoe. 28 De aarde brengt uit zichzelf vrucht voort, eerst de halm, dan de aar, en dan het rijpe graan in de aar. 29 Maar zo gauw het graan het toelaat, slaat hij er de sikkel in, omdat het tijd is voor de oogst.’
Kerngedachte: “Waarachtig, Ik verzeker u: als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één graankorrel, maar wanneer hij sterft draagt hij veel vrucht.” (Johannes 12:24)
In Marcus 4:26-29 lezen wij, dat werkelijk alle grote dingen zich ontwikkelen in stilte, zonder lawaai, zonder overbodige luxe en groeien en rijpen tot hun bestemming. We zien het groeiproces, maar beschouwen het als iets vanzelfsprekends. Bij het graan zien we, dat het tere groen, dat door de aarde was heen gebroken, veranderd is in het golvende goud van de aren. De noeste arbeid van de boer en Gods zegen hebben dit wonder van de stilte volbracht.
Zo gaat het ook met de ontwikkeling van het geloof. Het is niet de pracht en praal van de grote kerkgebouwen. Het is niet het massale van grote manifestaties, ook zijn het niet de mensen met de grootste mond, die de rijpheid van het geloof tot stand brengen. Niet degene, die het hardst zingt, zingt het best, maar degene, die met fijn gevoel zijn gezang ten gehore brengt. Het is het voortdurend innerlijk rijpen en groeien van de enkeling, dat het geloof ontwikkelt. Voor het zo ver is, moet men vaak een lange en moeilijke weg gaan. Geloof is allereerst zaad, dat in onze ziel is neergelegd. Daarna moet echter de verzorgende arbeid van de ‘landbouwer’, de Heilige Geest volgen, werkend door de dienaren, broeders, zusters en medemensen. Maar dat alles zou nog te weinig zijn, als God niet steeds opnieuw zijn hulp en zegen in zijn licht, de liefde en genade, zou geven. Wind en onweer, zon en regen, hitte en kou zijn alle noodzakelijk om het rijpingsproces te voltooien. Goede en slechte dagen, vreugde en smart, zorg en tevredenheid zijn net zo noodzakelijk om het geloof van de mens te laten rijpen.
Het is goed, als wij steeds weer proberen in alle stilte te luisteren, gehoorzaam te zijn aan de wil van God om zo zijn nabijheid te kunnen waarnemen en ervaren. Rijpen betekent geduld hebben. Alleen het onkruid schiet snel omhoog. Het goede gewas moet diep wortel schieten en kracht van boven (van God) en van beneden (uit de akker, de gemeenschap) ontvangen.
De mooiste vruchten groeien vaak op bijna onzichtbare plaatsen. Vruchten, die het meest in het oog springen, worden vaak het eerst door de vogels aangepikt.
Zo is het geestelijk ook!
Gaarne zegent Hij zijn kind’ren, geeft hun menig liefdeblijk; dat ’t geloof dan niet vermind’re, noch de liefde voor Gods Rijk. Dat zijn Werk in ons dan groeie, als een planting, Hem ter eer; en de vrucht – d’erkenning – rijpe; “Zalig, die U kent, o Heer!” (lied 32, 2e couplet) (naar gedachten uit een weekbrief van 27 mei 1979)
J.T. den Haan
Bericht vervalt automatisch op zondag 2 maart , 2025