Woord van de week – 2 maart

WB_25_03_02 Voor zondag 2 maart 2025
Het Rijk Gods – een waardebepaling Matteüs 13: 44-46

44 Het is met het koninkrijk van de hemel als met een schat die verborgen lag in een akker. Iemand vond hem en verborg hem opnieuw, en in zijn vreugde besloot hij alles te verkopen wat hij had en die akker te kopen. 45 Ook is het met het koninkrijk van de hemel als met een koopman die op zoek was naar mooie parels. 46 Toen hij een uitzonderlijk waardevolle parel vond, besloot hij alles te verkopen wat hij had en die te kopen.

Het huidige tekstwoord stamt uit een hele rij gelijkenissen in het Matteüs-evangelie, waarmee Jezus het “koninkrijk van de hemel” ofwel “Rijk van God” vergelijkend beschrijft. Het Matteüs-evangelie had de Joden als ‘doelgroep’; door het evangelie wordt duidelijk gemaakt dat Jezus de ‘legitieme’, in het Oude Testament reeds beloofde, Messias is. Veel verwijzingen naar de wet en de profeten slaan een brug van het Oude naar het Nieuwe Testament. Het begrip “Rijk van God” was de schrijvers van het evangelie wel bekend. Voor ons daarentegen is het goed dit begrip eerst eens duidelijk te maken, om een eventuele verkeerde interpretatie te voorkomen.

Deze verkeerde opvatting vinden we ook bij de discipelen. Zij reduceerden het Rijk van God naar een aards rijk (Hand 1: 6 Zij die bijeengekomen waren, vroegen hem: ‘Heer, gaat u dan binnen afzienbare tijd het koningschap over Israël herstellen?’). Aan hen legde Jezus uit, dat zijn Rijk “niet van deze wereld was” (Joh. 18: 36 Jezus antwoordde: ‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn koningschap bij deze wereld hoorde, zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat ik aan de Joden werd uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is niet van hier.’). Nu zou men kunnen zeggen: niet alleen van deze wereld, maar toch! De bijbelse begrippen, die met “Rijk van God”ofwel “Hemelrijk” aangeduid worden, zijn beschrijvingen voor “koninklijke heerschappij, gebied waar deze heerschappij werkzaam is”, Gods heerschappij. Naast het aardse aspect treedt bij deze definitie het geestelijke aspect naar voren. Met “Rijk van God” wordt ook bedoeld: ”Goddelijke heerschappij, waaronder men God uit vrije wil en met vreugde dient”.

Om deze heerschappij van God gaat het in de gelijkenissen over het “Hemelrijk” in het Matteüs-evangelie. Nog meer gelijkenissen vinden we in Matt 13: 47-51 (over het sleepnet), 20:1-16 (de arbeiders in de wijngaard), Matt 22: 1-14 (de koninklijke bruiloft) en Matt 25: 1-14 (de wijze en dwaze maagden). Deze gelijkenis is een dubbele gelijkenis en op het eerste gezicht wordt hier eigenlijk tweemaal hetzelfde verteld. Er wordt een schat gevonden en de vinder zet alles op alles om deze schat op een eerlijke manier te verkrijgen. Als inleiding wordt gezegd: “Het koninkrijk van de hemel is net als een schat…”.

Hier wordt de Heerschappij van het Rijk van God als iets zeer waardevols aangeduid. Zo waardevol dat in deze gelijkenis twee verschillende personen alles in het werk stellen om deze schat te verwerven. Een klein detail is interessant: de ene op de akker vindt de schat toevallig en wij mogen aannemen dat hij de exacte waarde misschien niet in kan schatten. En toch is het hem duidelijk dat hij iets heel waardevols heeft aangetroffen, zo waardevol dat hij zijn hele bezit weggeeft om de akker waarin zich de schat bevindt, te kunnen kopen. De andere is actief op zoek naar ‘schone parels’ en vindt er tenslotte zo één. Hij heeft doordat hij door zijn beroep deskundig was, heel precies in kunnen schatten, welke waarde deze parel heeft. Verschillende veronderstellingen, maar met dezelfde gevolgen: beiden geven alles wat ze hebben op, om deze schat of deze parel te kunnen verkrijgen.

En beiden zullen ervan overtuigd geweest zijn goede zaken gedaan te hebben. Bij degene op de akker wordt verteld dat hij ‘in zijn blijdschap erover’ heenging en zijn bezit verkocht.

Hemelrijk = Rijk Gods = Goddelijke heerschappij = grote schat resp. iets extreem waardevols. Wat is ons de heerschappij van God in ons leven waard? Erkennen wij deze waarde eigenlijk wel? En ook al is dat niet zo, verheugen wij ons daar dan toch buitengewoon over en zijn wij bereid daarvoor alles op te geven of in te ruilen? Wat is Christus mij waard?

In onze tegenwoordige tijd is het heel belangrijk geworden de waarde van bepaalde zaken te kunnen bepalen en te kunnen inschatten. Hele beroepsgroepen leven nergens anders van als zaken met verschillende waarden te verhandelen, juist in de financiële wereld. Met gecompliceerde systemen wordt berekend wat de waarde is van een bepaald product en of men dat product niet “onder de waarde” verkrijgen kan. Via internet ontmoeten miljoenen potentiële kopers en verkopers elkaar, om met een druk op de knop te kunnen beslissen: is de zaak die me nu aangeboden wordt de gevraagde prijs waard?

Als iets bepaalds mij te duur is, breng ik daarmee tot uitdrukking dat inzet en nut niet in een verhouding tot elkaar staan die mij bevalt. Als de navolging van Jezus mij ‘te duur’ is breng ik daarmee ook deze slechte verhouding tot uitdrukking. (Lucas 9: 57 “Terwijl ze hun weg vervolgden, zei iemand tegen hem: ‘Ik zal u volgen waarheen u ook gaat.’ 58 Jezus zei tegen hem: ‘De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te ruste leggen.’ 59 Tegen een ander zei hij: ‘Volg mij!’ Maar deze zei: ‘Heer, sta me toe eerst terug te gaan om mijn vader te begraven.’ 60 Jezus zei tegen hem: ‘Laat de doden hun doden begraven, maar ga jij op weg om het koninkrijk van God te verkondigen.’ 61 Weer een ander zei: ‘Ik zal u volgen, Heer, maar sta me toe dat ik eerst afscheid neem van mijn huisgenoten.’ 62 Jezus zei tegen hem: ‘Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom blijft kijken, is niet geschikt voor het koninkrijk van God.’), Ongetwijfeld, Jezus na te volgen kost wat: zodat God zijn heerschappij in mij op kan richten, moet ik mijn eigen ik uitschakelen. Maar als deze inzet mij te hoog lijkt, zou het kunnen helpen, mij steeds weer te realiseren welke waardevolle schat ik met de navolging verkrijg?

Een goede vriend vertelde mij kort geleden dat zijn opa gestorven was; zij hielden veel van elkaar. En zomaar zonder waarschuwing vooraf zei hij tegen mij: “Jij hebt ’t maar goed, want jij hebt toch je geloof.” Bijna ten overvloede moet ik zeggen dat ik mij dat helemaal niet zo bewust was, hoe goed ik het heb, welke schat mij door de liefde van Christus ten deel gevallen is. Ik mag hopen, waar menigeen vertwijfelt.

Wij mogen liefde en ondersteuning ervaren, waar menigeen slechts gevoelloosheid ervaart. Wij mogen vrede met God hebben, waar menigeen – zeker vaak onbewust – lijdt omdat hij onvrede met God heeft. Ik kan rustig zijn, waar menigeen strijdt voor zijn rechten. Ik mag de zekerheid van het geloof ervaren, terwijl menigeen krampachtig naar de zin van het leven zoekt.

Hoe goed heb ik het dan! Wat een schat heb ik gevonden! Dank U Heer, dat U mij dat steeds weer duidelijk maakt! En ik kan en mag mij erover verheugen dat U uw Rijk, dat hier reeds begonnen is, voleinden zal en definitief zal oprichten. Laat ik dat niet vergeten!

Rom 8: 38 “Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, heden noch toekomst, 39 hoogte noch diepte, of wat er ook maar in de schepping is, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die hij ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer.”

Want hij is geen nar, die opgeeft wat hij niet behouden kan om te winnen, wat hij niet verliezen kan (citaat van Jim Elliot).
C. Kadner, Darmstadt

Bericht vervalt automatisch op woensdag 2 april , 2025