Aanmoediging tot het goede 1 Petrus 3:8-15
8Tot slot vraag ik u: Wees allen eensgezind, leef met elkaar mee, heb elkaar lief als broeders en zusters, wees barmhartig en bereid de minste te zijn. 9 Vergeld geen kwaad met kwaad, en als u wordt uitgescholden, scheld dan niet terug; zegen juist, opdat u ook zelf zegen ontvangt, want daartoe bent u geroepen. 10 Immers: ‘Wie het leven liefheeft en gelukkig wil zijn, moet geen laster of leugens over zijn lippen laten komen, 11hij moet het kwaad uit de weg gaan en het goede doen, en voortdurend vrede nastreven. 12Want de Heer verliest de rechtvaardigen niet uit het oog en luistert naar hun gebeden, maar hij keert zich tegen wie kwaad doen.’
Het lijden in de eindtijd
13 Overigens, wie zou u kwaad doen als u zich volledig inzet voor het goede? 14 Maar zelfs als u zou lijden omwille van de gerechtigheid, dan bent u toch gelukkig te prijzen. Wees daarom niet bang voor de mensen en laat u door niets in verwarring brengen; 15erken Christus als Heer en eer hem met heel uw hart. Vraagt iemand u waarop de hoop die in u leeft gebaseerd is, wees dan steeds bereid om u te verantwoorden.
Kerngedachte: “Tot slot vraag ik u: Wees allen eensgezind, leef met elkaar mee, heb elkaar lief als broeders en zusters, wees barmhartig en bereid de minste te zijn. Vergeld geen kwaad met kwaad, en als u wordt uitgescholden, scheld dan niet terug; zegen juist, opdat u ook zelf zegen ontvangt, want daartoe bent u geroepen.”(1 Petrus 3:8-9).
In het tekstgedeelte, dat direct voorafgaat aan ons Bijbelwoord, heeft Petrus geschreven over het gedrag van beide geslachten jegens elkaar. Nu gaat het hem om het gedrag van allen in de gemeente. Iedereen dient gelijkgezind, meelevend, broederlijk, barmhartig en nederig te zijn. Maar niet iedereen is dat. Ik ben dat niet. En ook u bent dat niet. Wie is dat dan wel?
Maar één: Jezus! De aan de gemeente gerichte geboden zijn bij nadere beschouwing geweldige beschrijvingen van Jezus. Hij is gelijkgezind en wel met de Vader (zie Johannes10:30). Hij is meelevend (zie Hebreeën 4:15), broederlijk en barmhartig (zie Hebreeën 2:17). En hij is nederig (zie Matteüs 11:29). Hij vergeldt niet kwaad met kwaad of scheldwoord met scheldwoord (zie 1 Petrus 2:23), maar zegent doordat Hij voor zijn pijnigers bidt (zie Lucas 23:34). Het is Jezus, die daartoe is geroepen, dat hij de zegen overneemt. (zie Jesaja 49:1-6). En toch maant Petrus de gemeente en daarmee ons aan over te gaan tot het door hem beschreven gedrag. Hoe krijgen we dat voor elkaar? Vaak wordt gezegd, dat Jezus ons voorbeeld is. Dat is Hij beslist. Hij zegt immers zelf, dat wij van Hem moeten leren (zie Matteüs 11:29). Maar het zou te weinig zijn, als Jezus slechts ons voorbeeld zou zijn. Daarom wordt terecht gezegd, dat Hij onze hulp is (zie Hebreeën 2:18). Het zou echter ook te weinig zijn, als Hij slechts onze hulp zou zijn. Jezus is noch slechts ons voorbeeld, noch slechts onze hulp, maar Hij is ook onze overwinnaar (zie 1 Korintiërs 15:57). Door datgene, waartoe Petrus ons aanmaant, wordt Jezus geheel rechtvaardig. Doordat Hij als de volkomen rechtvaardige wordt gekruisigd, verwerft Hij onze rechtvaardigheid. (zie Romeinen 5:18 en 2 Korintiërs 5:21). Op de vraag, hoe wij de aanmaningen van Petrus kunnen opvolgen, wijzen we allereerst op Jezus, wiens volkomen rechtvaardige vervulling van alle eisen ons door het kruis wordt toegekend. Hij heeft voor ons en wij door Hem alles reeds voltrokken. En omdat Christus’ overwinning geldigheid heeft, kunnen wij nu als rechtvaardig gemaakte mensen dankzij de ontvangen Geest (zie 1.Johannes 3:23-24) daadwerkelijk aan de aanmaningen voldoen. Wij doen dan niets uit eigen kracht, maar slechts datgene, wat Jezus reeds gedaan heeft. (zie Efeziërs 2:10).
“Immers: ‘Wie het leven liefheeft en gelukkig wil zijn, moet geen laster of leugens over zijn lippen laten komen, hij moet het kwaad uit de weg gaan en het goede doen, en voortdurend vrede nastreven. Want de Heer verliest de rechtvaardigen niet uit het oog en luistert naar hun gebeden, maar Hij keert zich tegen wie kwaad doen.’”(1 Petrus 3:10-12).
Petrus is thuis in het woord van God. Hij citeert de verzen 13-17 uit Psalm 34.
Met dit uitvoerige citaat uit de Bijbel wil hij zijn aan de gemeente gerichte aanmaningen benadrukken. De Psalmverzen beschrijven enerzijds de positieve aandacht van God voor hen, die zich onthouden van kwaadsprekerij en bedrieglijk woordgebruik, zich van het kwade afkeren, goeddoen en vredelievend zijn, anderzijds de negatieve houding van God tegen hen, die kwaad doen. Degenen, die positieve dingen doen, zijn de rechtvaardigen.
Maar wie is rechtvaardig? Jezus! (zie 1 Petrus 2:22). Wie kan eigenlijk goed doen? Alleen degene, die uit God geboren is (zie 1 Johannes 2:29).
Zelfs de in de genoemde Psalm beloofde gebedsverhoring wordt pas volledig vervuld in de naam van Jezus (zie Johannes 14:13-14, 15:16, 16:23).
“Overigens, wie zou u kwaad doen als u zich volledig inzet voor het goede? Maar zelfs als u zou leiden omwille van de gerechtigheid, dan bent u toch gelukkig te prijzen. Wees daarom niet bang voor de mensen en laat u door niets in verwarring brengen; erken Christus als Heer en eer Hem met heel uw hart.” (1 Petrus 3:13-15).
Dat de gemeente het goede navolgt, daartoe wil Petrus haar ondanks de bedreigende situatie waarin zij elk moment geraken kan, aanmoedigen. Hij wil de schrik en de angst voor de dreiging van haar tegenstanders bij de gemeente wegnemen door de macht van die tegenstanders te relativeren (zie Psalmen 27:1; 56:5, 12; 118:6).
Deze relativering is bezien vanuit de uiteindelijke afloop echter volstrekt niet wars van de realiteit. Petrus weet hoe reëel de bedreiging voor de gemeente kan zijn.
Daarom ondersteunt hij zijn relativering van de macht van de tegenstanders met het citaat van de zaligprijzing van het lijden omwille van de gerechtigheid uit de Bergrede. (zie Matteüs 5:10). Het is niet bepaald een kleinigheid, als Petrus van de gemeente verwacht, dat zij het goede navolgt, de macht van de tegenstanders vanuit de afloop beschouwt, omwille van de gerechtigheid lijdt en niet bang is voor de dreiging van de tegenstanders.
Dat kan de gemeente niet uit eigen kracht. Daarom roept hij hen op Jezus met hun hart te eren. De gemeente moet dus Jezus in het middelpunt van al hun overwegingen en gevoelens plaatsen. Alleen zo kan zij tot het goede komen.
Verdediging van het geloof 1 Petrus 3:15-17.
“ Vraagt iemand u waarop de hoop die in u leeft gebaseerd is, wees dan steeds bereid om u te verantwoorden. Doe dat dan vooral zachtmoedig en met respect, houd uw geweten zuiver; dan zullen de mensen die zich honend over uw goede, christelijke levenswandel uitlaten, zich schamen over hun laster. Het is beter te lijden, indien God dat wil, omdat men goed doet dan omdat men kwaad doet.”(1 Petrus 3:15-17).
Met het tweede gedeelte van 1 Petrus 3:15 sluit de klassieke uitgangspositie (locus classicus) voor de verdedging van het christelijke geloof direct aan op ons Bijbelwoord.
Natuurlijk staat het tweede gedeelte van 1 Petrus 3:15, samen met de daarop volgende verzen 16 en 17, in nauwe samenhang met ons Bijbelwoord.
Met het oog op de toehoorders van de preek is het echter niet raadzaam door de introductie van een ander en veelomvattend aspect de omvang en inhoud van de preek te groot te maken.
Bovendien is de verdediging van het geloof historisch en actueel zo’n belangrijk thema, dat het voor de hand ligt daarover een afzonderlijke preek te houden.
D. Störmer3
Bericht vervalt automatisch op dinsdag 3 oktober , 2023