Woord van de week – 4 mei

WB_25_05_04 Voor zondag 4 mei 2025
 
God ziet mij               Genesis 16:1-16
 
1 Abrams vrouw Sarai baarde hem geen kinderen. Nu had zij een Egyptische slavin, Hagar.
2  ‘Luister, ‘zei Sarai tegen Abram, ‘de HEER houdt mijn moederschoot gesloten. Je moest maar met mijn slavin slapen, misschien kan ik door haar nakomelingen krijgen.’ Abram stemde met haar voorstel in 3  en Sarai gaf hem haar Egyptische slavin Hagar tot vrouw; Abram woonde toen tien jaar in Kanaän. 4  Hij sliep met Hagar en zij werd zwanger. Toen Hagar merkte dat ze zwanger was, verloor ze elk respect voor haar meesteres. 5  Sarai zei tegen Abram: ‘Voor het onrecht dat mij wordt aangedaan ben jij verantwoordelijk! Ik heb je mijn slavin ter beschikking gesteld, en nu ze weet dat ze zwanger is toont ze geen enkel respect meer voor mij. Laat de HEER maar beoordelen wie er in zijn recht staat: ik of jij.’ 6  Abram antwoordde: ‘Het is jouw slavin, doe met haar wat je goeddunkt.’ Toen maakte Sarai haar het leven zo zwaar dat ze vluchtte. 7  Een engel van de HEER trof haar in de woestijn aan bij een waterbron, de bron die aan de weg naar Sur ligt. 8  ‘Hagar, slavin van Sarai, waar kom je vandaan en waar ga je heen?’ vroeg hij. ‘Ik ben gevlucht voor Sarai, mijn meesteres, ‘antwoordde ze. 9  ‘Ga naar je meesteres terug, ‘zei de engel van de HEER, ‘en wees haar weer gehoorzaam.’ 10  En hij vervolgde: ‘Ik zal je heel veel nakomelingen geven, zo veel dat ze niet te tellen zullen zijn. 11  Je bent nu zwanger en je zult een zoon ter wereld brengen. Die moet je Ismaël noemen, want de HEER heeft gehoord hoe zwaar je het te verduren had. 12  Een wilde ezel van een mens zal hij zijn: hij schopt iedereen, iedereen schopt hem. Met al zijn verwanten zal hij in onmin leven.’ 13  Toen riep zij de HEER, die tot haar had gesproken, zo aan: ‘U bent een God van het zien. Want, ‘zei ze, ‘heb ik hier niet hem gezien die naar mij heeft omgezien?’ 14  Daaraan dankt de bron die daar is zijn naam, Lachai–Roï; hij ligt tussen Kades en Bered. {–(16:14) Lachai–Roï –Lachai–Roï kan worden vertaald als ‘bron van de levende die mij ziet’.} 15  Hagar bracht een zoon ter wereld, en Abram noemde de zoon die zij hem gebaard had Ismaël. 16  Abram was zesentachtig jaar toen Hagar hem Ismaël baarde.
 
Weekspreuk: “Ik ben de goede Herder. Mijn schapen luisteren naar mijn stem, Ik ken ze en zij volgen Mij. Ik geef ze eeuwig leven” (Johannes 10: 11,27-28).
 
Thema: De goede herder.
 
Verdere Bijbelteksten: Sirach 18:8-14; Handelingen 20:17-32(33-38); Hebreeën 13:20-21; Psalmen 100:3.
 
Kerngedachte: God is trouw, Hij komt tot ons, ondanks onze twijfels – en wij oefenen ons in geduld.
 
Opmerking vooraf:
 
Abram (NB: Abram krijgt later van God de naam Abraham; zie Genesis 17:5) heeft de wil van God gevolgd en is uit Charan weggetrokken. God laat hem het land zien, dat hij zal bewonen en belooft het hem en zijn talrijke nakomelingen. Vanwege een hongersnood trekt Abram met zijn gevolg verder naar Egypte en later terug naar Kanaän. Abram bereikt grote rijkdom en vertrouwt op Gods leiding en beloften. Hij verlaat zijn neef Lot, omdat er niet genoeg weidegrond is voor iedereen. Hij geeft Lot de keuze uit het verdeelde land, neemt daarbij het slechtere deel voor lief en ondervindt zelfs daarin de zegen van God.
 
God herhaalt zijn belofte aan Abram, dat Hij uit hem een groot volk zal maken. Ondanks de ervaring, dat God zijn beloftes tot nu toe zegenrijk heeft vervuld, knaagt na verloop van tijd de twijfel aan Abram, omdat hij geen nakomelingen heeft. Ook Sarai (NB: Sarai krijgt later van God de naam Sara; zie Genesis 17:16) begint te twijfelen. Zij probeert de vervulling eigenmachtig te versnellen. Zelfs dan nog blijft God verder aan Abram vasthouden en maakt duidelijk, dat Hij zich er niet van zal laten weerhouden zijn zegen via Abram aan andere mensen te laten toekomen. 
 
Uitleg:
 
Sarai en Abram zijn oude mensen. Tot nu toe heeft Sarai geen kind ter wereld gebracht. De kans op een zwangerschap is bijna nul. Wat een verschrikkelijke situatie. Sarai is op een punt in haar leven gekomen, waarop zij gelooft te moeten handelen. Ze kent Gods belofte en erkent haar eigen situatie. Beide passen in haar ogen niet bij elkaar. Ze is verbitterd, omdat ze niet zwanger wordt en probeert vanuit ongeloof Gods beloftes haar eigen manier te verwezenlijken. Zij biedt Abram haar slavin Hagar als vrouw aan, om de belofte van nakomelingen te vervullen (Genesis 16:2). Daarbij rekent zij erop zelf de hoofdvrouw van Abram te blijven en dat Hagar de rol van zijn bijvrouw krijgt. Als slavin en dienares van Sarai zou Hagars kind dan, juridisch gezien, als een natuurlijk kind van Sarai worden beschouwd. (De gedachten aan de hedendaagse omstandigheden van een draagmoederschap komen bij mij op).
 
Ook Hagar meent nu te moeten handelen. Omdat zij zwanger wordt, terwijl Sarai nog steeds kinderloos blijft (Genesis 16:4), probeert zij zich als slavin en nu ook als bijvrouw van Abram, boven Sarai te verheffen. Als zij merkt, dat haar pogingen mislukken en zij in plaats daarvan onder de reactie van Sarai moet lijden (Genesis 16:6), vlucht zij – en ontmoet God in deze zware levenscrisis (Genesis 16:7).
 
Vermoedelijk kennen wij de situatie van Hagar uit eigen ervaringen, als wij moeten vaststellen: “Het gaat de anderen eigenlijk helemaal niet om mij. Belangrijk voor hen lijkt alleen, die ik functioneer. Dan is alles goed. Maar gezien, gerespecteerd worden, echte belangstelling vinden, dat mis ik.”
Wij willen waargenomen en geaccepteerd worden, met wat wij toch zo goed kunnen, als de mensen, die wij zijn, met alles wat ons typeert. Vaak genoeg maken wij echter mee, dat wij eenvoudigweg niet eruit worden gelicht, maar in de massa verdwijnen.  Is dat geen legitieme reden tot wanhoop? Zijn dan niet ook alle anderen schuldig aan mijn situatie? Kan het eigenlijk iemand iets schelen, als ik daardoor in een levenscrisis beland? Moet ik nu niet de dingen zelf in de hand nemen, een beetje te hulp schieten?
 
Het leven is geen wedstrijd – mooier, sneller, verder, ook als deze wereld ons dat zo vaak voorspiegelt. De sociale media zetten ons gewoon aan tot het laten zien wat wij kunnen, tot het plaatsen van onszelf in het juiste licht respectievelijk juiste plaatje, tot het presenteren van onszelf, tot het verzamelen van “likes” en “volgers”. Hier heerst een genadeloze concurrentiestrijd – zoals bij Sarai en Hagar?
 
In haar zware situatie spreekt Gods engel tegen Hagar. Hij heeft twee berichten voor haar, een goed en een slecht bericht:
• Het slechte bericht: Hagar moet terug naar Abram en Sarai, ook als dat een terugkeer in de slavernij betekent. Feit is, dat zij het recht niet in eigen hand mag nemen en daardoor zelf onrecht mag creëren. (Juridisch gezien was zij Abrams eigendom en alleen hij kon beslissen of, wanneer en hoe zij haar vrijheid kreeg. Dat was het toenmalige recht, ook al lijkt het ontoegankelijk voor ons huidige rechtsgevoel.)
• Het goede bericht: Hagar zal een zoon krijgen, die Ismaël, “God hoort”, moet heten en een machtige man zal worden. De Heer hoort de klachten van Hagar, ziet haar ellende en Hagar beseft wat God met haar voorheeft. Haar is iets beloofd, waarop haar meesteres nog wacht, haar wordt een zoon gegeven. God laat haar niet in de steek, zelfs wanneer alle anderen haar negeren, dat geeft haar houvast om terug te gaan. Het zal moeilijk worden, maar zij vertrouwt op God. (De verdere geschiedenis laat zien dat Gods beloftes zullen worden vervuld. Hagar krijgt haar vrijheid en haar zoon Ismaël wordt de “vader van vele volkeren”.)
 
Als wij de gebeurtenis naar ons leven willen overdragen, kunnen wij vaststellen:
God is er, ….
• als wij denken, dat wij weten hoe het gaat en de dingen zelf in de hand nemen
• als alles over ons ineenstort
• als wij niet meer weten hoe het verder moet
• als wij ons verloren en door alles en iedereen verlaten voelen
• als onze nood het hoogst is.
 
Het gaat er niet om passief te zijn en lethargisch alles te accepteren, wat in ons leven gebeurt. Integendeel, wij mogen – ondanks alle uitdagingen, kwellingen en ellende – energiek, vol vertrouwen en zelfverzekerd onze weg gaan. Het gaat erom, dat wij het schijnbare onrecht, dat ons overkomt, niet met nieuw onrecht het hoofd bieden, maar erop vertrouwen, dat Gods kracht, zijn hulp en zijn rechtvaardigheid met en er voor ons zullen zijn. Als het ons zwaar valt daarin te geloven, laten we dan met Hem hierover praten.
E. Heckmann
 
 

Bericht vervalt automatisch op woensdag 4 juni , 2025