Woord van de week – 5 januari

WB_25_01_05                     Voor zondag 5 januari 2025
Jaarleuze voor 2025                                     1 Tessalonicenzen 5:21
Onderzoek alles, behoud het goede!
Kerngedachte: Wij hebben een opdracht in deze tijd!
Opmerking vooraf:
De weekbrief van vandaag komt uit het jaar 1993. Het is verrassend, maar ook beangstigend, hoe actueel hij nu nog , of juist nu is. Het lijkt alsof de mensheid in de verstreken 32 jaar er niets heeft geleerd. Integendeel, ontwikkelingen, die zich toen aftekenden en onheilspellend in de lucht hingen, zijn intussen werkelijkheid en onderdeel van het dagelijks leven geworden. Hier heeft de mensheid vermoedelijk niet  alles onderzocht en alleen het goede behouden.
Als in deze weekbrief hierna Epictetus (een Romeinse slaaf en filosoof, die leefde in de tijd van keizer Nero) wordt geciteerd, heeft onze wetenschap hiervoor inmiddels een naam: post-feitelijk. Wat er verder in de weekbrief als gevolg van het technisch-wetenschappelijke tijdperk wordt onderkend, heeft een naam: postmodernisme.
De “post-feitelijke religiositeit van het postmodernisme” is tegenwoordig de uitdaging voor veel christelijke kerken en gemeenschappen, omdat de mensen (en ook veel christenen)
• de beslissingen laten sturen door de ondervonden situaties, meer dan door de voorliggende en aantoonbare feiten  (post-feitelijk)
• en de bereidheid zich te verbinden aan een religie, die richtlijnen voor de levenswijze geeft, afwijzen (postmodernisme).
Uitleg:
De betekenis van het christendom in onze tijd neemt af. Ook op dit gebied komt het woord van de Bijbel uit: “En als die tijd niet verkort zou worden, dan zou geen mens worden gered; maar omwille van de uitverkorenen zal die tijd worden verkort.” (Matteüs 24:22)
Wat een publieke status mocht krijgen of houden, daarover werd al in het oude Rome ruzie gemaakt. Zo zei al circa 1900 jaren geleden de filosoof Epictetus: “Het zijn niet zozeer de feiten, die in ons sociale leven bepalend zijn, maar de meningen van de mensen over de feiten, ja de meningen over meningen.”
Objectief beschouwd heeft Christus uitsluitend positieve dingen tot stand gebracht. Zijn gebod: “’Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. .. heb uw naaste lief als uzelf.”” (Matteüs 22:37 en 39) biedt alle mensen – uitgaande van inachtneming zonder enig voorbehoud  – een leven in vrede en harmonie aan, wat geen enkel politiek systeem zelfs maar theoretisch tot stand kan brengen. En Christus gaat nog een stap verder: Door Hem, door zijn Woord en door zijn handelen wordt het leven na de dood van een vage hoop tot een levend vertrouwen. “…wie gelooft, heeft eeuwig leven.” (Johannes 6:47) Het natuurlijke leven met zijn mooie kanten, maar ook met zijn lasten, wordt van de alomtegenwoordige hoofdzaak in het bewustzijn van de denkende en handelende mens tot bijzaak, een middel om het doel te bereiken. Zoals apostel Paulus het zo treffend zegt: “Want voor mij is leven Christus en sterven winst.” (Filippenzen 1:21)
Het nogal negatieve beeld van de christenen en nog meer van de christelijke kerken is met het oog op dit goddelijke aanbod aan de mens onbegrijpelijk. Christenen, ook apostolische christenen, blijven steeds vaker weg bij de kerkdiensten. Het aantal kerkverlatingen heeft een zorgwekkend niveau bereikt. Het technisch-wetenschappelijke tijdperk heeft de mensen het geloof in de objectiviteit gebracht. De natuurwetten met hun hoge mate van betrouwbaarheid hebben dit geloof lange tijd laten groeien. De mens in de geïndustrialiseerde landen had werk en de daaruit voortvloeiende welvaart.
Een nieuwe en ook nu nog gangbare manier van denken is misschien met Albert Einstein en zijn relativiteitstheorie begonnen. Vandaag de dag presenteert de technologie zich aan ons met haar gebreken, onvoorspelbaarheid en specifieke risico’s. Zo was lange tijd het vreedzame gebruik van kernenergie met het oog op de toekomstige energievoorziening een positief thema in onze samenleving. Het beeld heeft zich in de laatste jaren wezenlijk gewijzigd. De kernenergie wordt tegenwoordig door veel mensen, niet in de laatste plaats vanwege de gebeurtenissen in Tsjernobyl in 1986, afgewezen. De mens van vandaag heeft geleerd in de omgang met de technologie een balans op te maken en af te wegen wat door hem als wenselijk, prettig en acceptabel wordt ondervonden en wat als overbodig, gevaarlijk, onaanvaardbaar wordt ervaren.
Deze manier van denken heeft zich vanuit de technologie verspreid naar alle gebieden van het leven en daarmee ook naar het geloof. De beslissende vraag is daarom tegenwoordig niet meer “Wat zijn de objectieve feiten?”, maar “Hoe ervaart de mens geheel subjectief voor- of nadelen?” Een voorbeeld: De auto behoort tot de gevaarlijkste uitvindingen, die de mens heeft gedaan. Vermoedelijk zijn daardoor al meer mensen direct of indirect om het leven gekomen dan door het zwaard. Daarbij komt niemand op het idee vanwege het risico van de auto af te zien. Kennelijk gaat van dit dode object een fascinatie uit, die voor een beslissing pro of contra de auto maar één uitleg toelaat.
De afnemende betekenis van het christendom is niet in de laatste plaats op subjectieve inschattingsfouten van het individu toe te schrijven. Want objectief gezien kan men zich niet onttrekken aan Jezus Christus, zijn argumenten en de door Hem bevochten weg naar de Vader. Wordt bij de beslissing van het individu tegen Christus niet het handelen van het kwaad duidelijk: “…want uw vijand, de duivel, zwerft rond als een brullende leeuw, op zoek naar een prooi.” (1 Petrus 5:8)? Wat kan de gelovige christen nu tegen deze zichtbare ontwikkeling ondernemen? De Bijbel geeft ons hier een reeks aanwijzingen. Het eerder genoemde vers uit de brief van Petrus begint met het dringende verzoek: “Wees waakzaam, wees op uw hoede”. In waakzaamheid in de hier genoemde zin is het objectieve besef van de goddelijke waarheid inbegrepen; tegelijkertijd moet men zich van de subjectieve invloeden, die deze wereld heeft voortgebracht, losmaken. Daarom moeten wij wakker zijn, want alleen bij vol bewustzijn kunnen wij de aanvallen van Satan waarnemen en het hoofd bieden.
In principe ontbreekt het aan de dagelijkse dialoog met God. Statistisch gezien kijkt de gemiddelde West-Europeaan vier tot vijf uur per dag naar de televisie (NB: dat was het geval in 1993, nu is het 6,5 uur). Daar is beslist de vraag gepast, wat op de eerste plaats in het leven van een christen staat. “Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid…” (Matteüs 6:33) Welke ruimte geven wij aan God in ons leven? Staat Hij, staat Jezus Christus op de eerste plaats? Hoeveel tijd wijden wij aan Hem; hoeveel van onze gedachtes laten wij door Hem beïnvloeden? Hoe vaak handelen wij naar zijn goddelijke raad? Welke betekenis heeft de gemeente voor ons?
“Onderzoek alles, behoud het goede en vermijd elk kwaad, in welke vorm het zich ook voordoet. Moge de God van de vrede zelf uw leven in alle opzichten heiligen, en mogen heel uw geest, ziel en lichaam zuiver bewaard zijn bij de komst van onze Heer Jezus Christus.” (1 Tessalonicenzen 5:21-23)
           H. Stahlschmidt

Bericht vervalt automatisch op woensdag 5 februari , 2025