Woord van de week – 6 juli

WB_25_07_06                                                                                                  Voor zondag 6 juli 2025
 
De liefde van de hemelse Vader                                                           Lucas 15:1-3 en 11-32
 
1Alle tollenaars en zondaars kwamen hem opzoeken om naar hem te luisteren. 2Maar zowel de farizeeën als de schriftgeleerden zeiden morrend tegen elkaar: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’ 3Jezus vertelde hun toen deze gelijkenis:
11Vervolgens zei hij: ‘Iemand had twee zonen. 12De jongste van hen zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb.” De vader verdeelde zijn vermogen onder hen. 13Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte. 14Toen hij alles had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware hongersnood, en begon hij gebrek te lijden. 15Hij vroeg om werk bij een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn varkens liet hoeden. 16Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem. 17Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom hier om van de honger. 18Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, 19ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners.” 20Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader.
Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem. 21“Vader,” zei zijn zoon tegen hem, “ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.” 22Maar de vader zei tegen zijn knechten: “Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. 23Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, 24want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.” En ze begonnen feest te vieren.
25De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans. 26Hij riep een van de knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had. 27De knecht zei tegen hem: “Uw broer is thuisgekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.” 28Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan, maar zijn vader kwam naar buiten en trachtte hem te bedaren. 29Hij zei tegen zijn vader: “Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. 30Maar nu die zoon van u is thuisgekomen die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.” 31Zijn vader zei tegen hem: “Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou. 32Maar we konden toch niet anders dan feestvieren en blij zijn, want je broer was dood en is weer tot leven gekomen. Hij was verloren en is teruggevonden.”’
 
 
 
 
De bekering:
Ik weet niet wat ik moet opbiechten
Ik heb mij niets te verwijten
Ik houd mij altijd aan mijn principes
Ik bedrieg niemand
Ik ben hoogstens eens ongeduldig
Ik heb misschien ook wel eens vergeten te bidden
Ik had misschien soms meer begrip voor mijn vrouw/man kunnen hebben
Ik heb me niet altijd erg om haar/hem bekommerd
Ik heb mij erg weinig om haar/hem bekommerd
Ik heb slechts aan mijzelf gedacht
Ik ken eigenlijk alleen maar mijzelf; dat erken ik
Ik beken
 
Kerngedachte: De bekering leidt tot vergeving door God. Dit was voor de verloren zoon een belangrijk deel van zijn redding. Dit zou voor de oudere zoon echter ook erg belangrijk zijn geweest, want door de verlossing van zijn broer werd hij ongelukkig! Nu is hij gevangen, ondanks alle rijkdom. 
 
De overleden oudste Martin Pfeiffer heeft hierover prachtig geschreven.
 
                                                                                                         N. Schaeffer
 
In veel uitgaven van de Bijbel is de vertelling van Jezus over de vader en zijn beide
zonen als “de gelijkenis van de verloren zoon” betiteld. Daarbij denken wij meestal
slechts aan deze ene, juist aan deze verloren zoon. Zijn geschiedenis kennen we: hij
liet zich zijn erfdeel uitbetalen, trok weg en verbraste in slecht gezelschap alles,
totdat hij wegens prijsstijgingen in hongersnood belandde. Toen dacht hij aan zijn vader, besloot naar hem terug te keren en werd liefdevol opgenomen. Gesproken
wordt hier in de eerste plaats over diegene, die schuld heeft, die spijt heeft van zijn fouten en bij de vader op vergeving en aanvaarding heeft gehoopt.
Dat hij die ook krijgt, zouden wij bij onze kleine en grote noden niet moeten vergeten!
Want de Vader gaat diegene, die naar huis terugkeert, tegemoet. Hij gaat naar de zwakke en naar de zondaar toe. God komt ook ons tegemoet. Hij is barmhartig en genadig en vol van goedheid. Daarom is onze Heiland in de wereld gekomen, opdat Hij datgene wat verloren is, zal zoeken en zalig maken.
 
God de Vader laat voor diegene, die naar huis terugkeert, het beste kleed brengen en hem dat aantrekken. “Wie overwint zal zich ook in het wit kleden.” staat in het boek Openbaring (3:5). Het zijn de klederen van de bevrijding, waarover de profeet Jesaja reeds heeft gesproken (Jesaja 61:10). Op een tastbare manier wordt deze vergevende liefde tot uitdrukking gebracht in het feestmaal, dat de vader voor zijn zoon laat bereiden. Wij vinden dat in een alomvattende heerlijke vorm weer terug in het Avondmaal, dat Jezus voor ons heeft ingesteld.
 
Naast de verloren zoon in de gelijkenis, is ook zijn broer er nog. Hij was thuisgebleven en had zijn vader trouw gediend. Hij was de oudere van de beide broers, maar in deze situatie zeker niet de wijzere. Hij werd namelijk boos en verbitterd. Nu had zijn vader toch voor zijn broer uit vreugde over diens gezonde thuiskomst een gemest kalf geslacht. Hij daarentegen had zelfs nog nooit een bokje gekregen om met zijn vrienden feest te kunnen vieren. Eigenlijk lijkt het zo begrijpelijk. Hebben wij ook niet wel eens in zo ’n situatie verkeerd, waarbij wij het gevoel hadden als “braven”  bij de neus te zijn genomen?
 
Al te snel komt vaak de gedachte dat de ander zelf schuldig is aan zijn ellende en daarom zelf op zijn blaren moet zitten. Wij zien de mens in zijn zondigheid en schuld en zien niet in, dat hij bereid is zich te bekeren. En als we het al inzien, is het mogelijk dat het ons helemaal niet bevalt. De vreugde over een zondaar, die boete doet, is helaas op onze aarde niet zo groot als bij de engelen Gods. Met ons gaat het dan net zo als met de zoon, die was thuisgebleven, namelijk dat wij boos worden en ons beledigd afkeren. Of wij gedragen ons net zo als de ontrouwe knecht, aan wie een grote schuld werd kwijtgescholden, die echter zelf niet bereid was zijn naaste te vergeven. Ook een dergelijke menselijke zwakheid is zonde.
 
Maar zelfs tot zulke mensen wendt de hemelse Vader zich in liefde. De vader, zo staat er in de gelijkenis, kwam ook naar de oudste zoon toe. ’t Was niet zo, dat hij hem nu verwijten maakte. God wil, zo heeft apostel Paulus aan Timoteüs geschreven: “…..dat alle mensen gered worden en de waarheid leren kennen.” (1Timoteüs 2:4). Wat de vader nu tegen zijn zoon zei, had deze reeds lang kunnen merken, beseffen en weten: “…alles wat van mij is, is van jou.” (Lucas 15:31) Dat is toch ook juist de rijkdom van de kinderen Gods. Als  wij deze  rijkdom  beseffen en ons door de vergevingsgezindheid van God laten aansporen, kunnen wij waarachtig vrolijk en vol goede moed zijn.
 
                                                                                                                                                    M. Pfeiffer
 
 
 

Bericht vervalt automatisch op woensdag 6 augustus , 2025