WB_24_10_06 Voor zondag 6 oktober 2024
Oogstdankfeest 2024 – traditie of een nieuwe kans? Lucas 12 : 15-21
15 Hij zei tegen hen: ‘Pas op, hoed je voor iedere vorm van hebzucht, want iemands leven hangt niet af van zijn bezittingen, zelfs niet wanneer hij die in overvloed heeft.’ 16 En hij vertelde hun de volgende gelijkenis: ‘Het landgoed van een rijke man had veel opgebracht, 17 en daarom vroeg hij zich af: Wat moet ik doen? Ik heb geen ruimte om mijn voorraden op te slaan. 18 Toen zei hij bij zichzelf: Wat ik zal doen is dit: ik breek mijn schuren af en bouw grotere, waar ik al mijn graan en goederen kan opslaan, 19 en dan zal ik tegen mezelf zeggen: Je hebt veel goederen in voorraad, genoeg voor vele jaren! Neem rust, eet, drink en vermaak je. 20 Maar God zei tegen hem: “Dwaas, nog deze nacht zal je leven van je worden teruggevorderd. Voor wie zijn dan de schatten die je hebt opgeslagen?” 21 Zo vergaat het iemand die schatten verzamelt voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.’
“Zegt U nu niet, het is alweer dinsdag”, zo begint een Duitse cabaretier zijn wekelijks terugkerende uitzending. Toen de redactie mij aan het thema “oogstdank” herinnerde, dacht ik spontaan: “O, is het weer zo ver”. Volkomen verrassend komt dat thema in ons dagelijks leven naar voren, omdat het nu eenmaal aan de beurt is. Wij leven in een tijd en maatschappij die betrekkelijk onafhankelijk is van de oogstopbrengst van hun velden en tuinen. Wat daar niet geoogst kan worden, komt uit de kas of van ergens anders in de wereld.
Zoals met zoveel dingen was dat niet altijd zo. Nog in de tijd dat Jezus werkzaam was, was een groot deel van de bevolking, als nomaden, direct daarvan afhankelijk wat het land en de natuur hun gaf. Niet alleen het dagelijkse overleven, ook hun welstand werd daardoor bepaald. In de volgende eeuwen begonnen de mensen door doelbewuste akkerbouw en veeteelt de risico’s van de natuur te verminderen. De welstand was in toenemende mate niet meer uitsluitend afhankelijk van de opbrengst van de oogst, maar ook van de bekwaamheid en de vooruitziende blik van de landbouwer. De wetenschap spreekt in dat verband van de eerste revolutie van de welvaart.
In de negentiende eeuw leidden veel uitvindingen en technische vernieuwingen de tweede welvaartsrevolutie in. Industrialisatie was daartoe de sleutel. Wie hieraan meedeed, kon de levensmiddelen en andere noodzakelijke dingen voor het dagelijkse leven waaraan hij behoefte had, simpelweg kopen zonder over de herkomst lang na te denken. Niet alleen de verbondenheid met de natuur en de gaven die ze ons schenkt, ging voor veel mensen op deze wijze verloren, ook kwam in hun gedachten steeds meer naar voren dat ze zelf een prestatie geleverd hadden. “Dat heb ik verdiend, daarvoor heb ik lang gewerkt”.
Vandaag de dag zijn we nog een stap verder. Als we de onderzoekers van de toekomst mogen geloven, dan zijn we in Europa en in de Verenigde Staten midden in de derde revolutie van de welvaart. De wetenschap heeft de toekomst. Wetenschap die dankzij internet en andere media bliksemsnel wereldwijd inzetbaar is en ter beschikking staat. Om ons inkomen zeker te stellen en onze welstand te vermeerderen, hoeft men soms zelf de deur niet meer uit. Denk aan Albert (Heijn). De verbondenheid met de natuur als de schenker voor ons dagelijks leven, gaat nog verder verloren en het gevaar neemt toe dat een hele maatschappij met al zijn wetenschap zich tenslotte boven de geboden en wijsheid van God verheft.
Dat is dus onze tijd en wij staan er middenin. Maar waar staan we precies? “Geef ons heden ons dagelijks brood” (Mattheüs 6: 11), zo bidden we steeds weer – Met de hand op ons hart, laten we eens eerlijk zijn: zouden we daarmee tevreden zijn? Jezus zegt zijn discipelen, voorafgaand aan het Onze Vader, dat de Vader weet wat wij nodig hebben nog voordat wij Hem daarom vragen – dus: “Het dagelijks brood”. Vermoedelijk zouden velen van ons teleurgesteld zijn en zouden morren tegen het leven zowel als tegen “God en de wereld” als hun inkomsten zich tot het dagelijks brood zouden beperken. Wij zijn gewend aan onze gehele individuele welstand en zien deze vaak als een basisrecht dat ons te allen tijde toekomt.
Wij ervaren op het ogenblik – in meerdere of mindere mate – de effecten van de algemene economische crisis. Bijna iedereen is door beperkingen in zijn normale leefpatroon getroffen of moet in de toekomst daarmee rekening houden. Maatschappelijke problemen, waarvan we geloofden dat ze al lang overwonnen waren, bijvoorbeeld jaloezie in het sociale vlak, komen opeens weer naar voren. Medewerkers die een jaar geleden nog de royaliteit van hun werkgever geprezen hebben, weigeren nu om ook maar een cent van hun inkomen af te staan, zelfs wanneer daardoor ontslagen kunnen worden voorkomen. Iedereen kent wel op z’n minst één “iemand daarboven” die eerst zijn vermogen moet inzetten voordat hij zelf bereid zou zijn om iets van zijn welstand op te geven. Zonder dat wij het misschien gemerkt hebben, zijn we tot een maatschappij van verzamelaars geworden en bewakers van onze eigen individuele welstand, op ons eigen niveau.
In dit jaar wordt de prediking voor de oogstdankdag de gelijkenis van de rijke korenboer.
Hij zei tegen hen: “Pas op, hoed je voor iedere vorm van hebzucht, want iemands leven hangt niet af van zijn bezittingen, zelfs niet wanneer hij die in overvloed heeft.“ En Hij vertelde hun de volgende gelijkenis: “Het landgoed van een rijke man had veel opgebracht en daarom vroeg hij zich af: wat moet ik doen? Ik heb geen ruimte om mijn voorraden op te slaan. Toen zei hij bij zichzelf: wat ik zal doen is dit: ik breek mijn schuren af en bouw grotere, waar ik al mijn graan en goederen op kan slaan en dan zal ik tegen mezelf zeggen: je hebt veel goederen in voorraad, genoeg voor vele jaren! Neem rust, eet, drink en vermaak je. Maar God zei tegen hem: “Dwaas, nog deze nacht zal je leven van je worden teruggevorderd. Voor wie zijn dan de schatten die je hebt opgeslagen?” Zo vergaat het iemand die schatten verzamelt voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.
Hoe ziet het eruit? Staat de rijke korenboer, als we onszelf eerlijk bekijken, werkelijk zover van ons af? Kunnen we van onszelf zeggen dat we geen schatten verzamelen? Jezus wijst zijn toehoorders bij zijn uitleg van de gelijkenis erop, dat ze zich geen zorgen om aards bezit moeten maken. Het komt er niet op aan, wat en hoeveel we concreet morgen zullen hebben, maar of we kunnen vertrouwen, dat God het nodige op de juiste tijd zal geven (22 Hij zei tegen zijn leerlingen: ‘Om deze reden zeg ik tegen jullie: maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken. 23 Want het leven is meer dan voedsel en het lichaam meer dan kleding. 24 Kijk naar de raven: ze zaaien niet en oogsten niet, ze hebben geen voorraadkamer en geen schuur, het is God die ze voedt. Hoeveel meer zijn jullie niet waard dan de vogels!).
Erkennen wij in de uiteenzettingen van Jezus welke kans wij hebben? De heidenen wel nauwelijks, want zij zullen ondanks Jezus’ woorden er steeds naar streven schatten te verzamelen, ze te bewaren en proberen hun leven door eigen prestaties zeker te stellen, al kunnen ze door zich zorgen te maken geen el aan hun levensduur toevoegen. (25 Wie van jullie kan door zich zorgen te maken één el aan zijn levensduur toevoegen? 26 Als jullie dus zelfs het geringste al niet kunnen, waarom maken jullie je dan zorgen over de rest? 27 Kijk naar de lelies, kijk hoe ze groeien. Ze werken niet en weven niet. Ik zeg jullie: zelfs Salomo ging in al zijn luister niet gekleed als een van hen. 28 Als God het groen dat vandaag nog op het veld staat en morgen in de oven gegooid wordt al met zo veel zorg kleedt, met hoeveel meer zorg zal hij jullie dan niet kleden, kleingelovigen? 29 Ook jullie moeten niet nadenken over wat je zult eten en wat je zult drinken, en jullie moeten je niet door zorgen laten kwellen. 30 De volken van deze wereld jagen die dingen na, maar jullie Vader weet dat je ze nodig hebt.). Hierbij blijft in ons hart geen plaats over voor God – en al zeker niet voor onze naaste. We weten niet, wat de toekomst ons nog brengen zal, maar het is goed mogelijk dat we in toenemende mate op wederzijdse hulp aangewezen zullen zijn. Wanneer het ons lukt de gever aller gaven te erkennen en Hem van ganser harte dank te zeggen, dan zal het ons ook lukken los te laten en bij ons “verzamelen” nieuwe prioriteiten te stellen. Jezus zegt daarover: “Zoek liever het koninkrijk en die andere dingen (de dagelijkse levensbehoeften) zullen je erbij gegeven worden (Vers 31). Deze instelling heeft gevolgen. Het zal ons lukken, de aansporingen van Jezus, ons leven zonder vrees, dankbaar en met verantwoording voor elkaar, ook in de daad om te zetten.
“Vrees niet kleine kudde, want jullie Vader heeft jullie het koninkrijk willen schenken. Verkoop je bezittingen en geef aalmoezen. Maak voor jezelf een geldbuidel die niet verslijt, een schat in de hemel die niet opraakt, waar de dief niet bij kan en die door geen mot kan worden aangevreten. Waar jullie schat is daar zal ook jullie hart zijn”. (vers 32-34)
U. Hykes Düsseldorf
Bericht vervalt automatisch op woensdag 6 november , 2024