Woord van de week – 8 juni (Pinksteren)

WB_25_06_08 Voor Eerste Pinksterdag 8 juni 2025
God wil!?                                   Ezechiël 37:1-14
1Ik werd opnieuw door de hand van de HEER gegrepen. Zijn geest voerde mij mee en Hij zette mij neer in een dal vol beenderen. 2Ik moest er aan alle kanten omheen lopen, en zo zag ik dat er verspreid over het dal heel veel beenderen lagen, die helemaal waren uitgedroogd. 3De HEER vroeg mij: ‘Mensenkind, kunnen deze beenderen weer tot leven komen?’ Ik antwoordde: ‘HEER, mijn God, dat weet U alleen.’ 4Toen zei Hij: ‘Profeteer, en zeg tegen deze beenderen: “Dorre beenderen, luister naar de woorden van de HEER! 5Dit zegt God, de HEER: Beenderen, Ik ga jullie adem geven zodat jullie tot leven komen. 6Ik zal jullie pezen geven, vlees op jullie laten groeien en jullie met huid overtrekken. Ik zal jullie adem geven zodat jullie tot leven komen. Dan zullen jullie beseffen dat Ik de HEER ben.”’
7Ik profeteerde zoals mij was opgedragen. Zodra ik dat deed hoorde ik een geluid, er klonk een geruis van botten die naar elkaar toe bewogen en zich aaneenvoegden. 8Ik zag pezen zich aanhechten en vlees groeien, ik zag hoe er huid over de botten heen trok, maar ademen deden ze nog niet. 9Toen zei Hij tegen mij: ‘Profeteer tegen de wind, profeteer, mensenkind, en zeg tegen de wind: “Dit zegt God, de HEER: Kom uit de vier windstreken, wind, en blaas in deze doden, zodat ze weer gaan leven.”’ 10Ik profeteerde zoals Hij mij gezegd had, en de lichamen werden met adem gevuld. Ze kwamen tot leven en gingen op hun voeten staan: een onafzienbare menigte.
11En Hij zei tegen mij: ‘Mensenkind, deze beenderen zijn het volk van Israël. Het zegt: “Onze botten zijn verdord, onze hoop is vervlogen, onze levensdraad is afgesneden.” 12Profeteer daarom en zeg tegen hen: “Dit zegt God, de HEER: Mijn volk, Ik zal jullie graven openen, Ik laat jullie uit je graven komen en Ik zal jullie naar het land van Israël brengen. 13Mijn volk, als Ik je graven open en jullie uit je graven laat komen, zullen jullie beseffen dat Ik de HEER ben. 14Ik zal jullie mijn adem geven zodat jullie weer tot leven komen, Ik zal jullie in je eigen land laten wonen, en jullie zullen beseffen dat Ik de HEER ben. Wat Ik gezegd heb, zal Ik doen – zo spreekt de HEER.”’
Weekspreuk: “…Niet door eigen kracht of macht zal hij slagen – zegt de HEER van de hemelde machten – maar met de hulp van mijn Geest.” (Zacharia 4:6)
Thema: De kerk van de Geest.
Verdere Bijbelteksten: Exodus 19 (i.h.a.); Jesaja 44:1-5; Psalmen 119:89-105; 1 Korintiërs 12:12-14,26-27; 2 Korintiërs 3:(12-16)17-18; Psalmen 104:30.
Kerngedachte: De Heilige Geest geeft de vermoeiden kracht en de zwakken maakt Hij sterk! (naar Jesaja 40:29).
Achtergrond:
Het volk Israël had God verloren. Zij verzetten zich tegen zijn geboden, ze waren zwak en werden door hun vijanden onderworpen. Israël viel uiteen in twee koninkrijken en beide rijken gingen ten onder. Veel Israëlieten werden in de gevangenschap gedeporteerd. Israël had zijn opdracht om de naam van de HEER onder alle volkeren groot te maken niet vervuld, integendeel, Gods reputatie was beschadigd? De vijanden van Israël konden zegen, dat hun god machtiger was dan de God van Israël (zie Jesaja 48:11). Zo is het te begrijpen waarom wij in de Bijbel zo vaak lezen dat God handelt omwille van zijn naam. Het gaat er tenslotte om, dat zijn rijk en zijn rechtvaardigheid in zijn gehele schepping bekend en gerespecteerd worden, dat alle mensen de kans krijgen zich tot Hem, hun Schepper te richten. 
Hoewel de mensen, die God voor zijn opdracht heeft uitgekozen (steeds weer) falen, geeft Hij hen niet op. In de hoofdstukken 36-38 van het boek Ezechiël lezen wij, hoe Hij zijn volk weer met kracht zal uitrusten – de kracht van zijn Heilige Geest.
Uitleg:
Op het eerste gezicht lijkt het Bijbelwoord voor de Pinksterdienst op zijn minst ongewoon. In plaats van te horen over blij aangedane en ontroerde mensen, worden we eerst in een dal vol dorre beenderen gevoerd. De beenderen in het Bijbelwoord verwijzen echter niet naar de overleden doden, maar naar de dode levenden. De toestand, dat men denkt vol in het leven te staan en toch in de ogen van God dood te zijn, beschrijft ook de ziener Johannes in het boek Openbaring, in de zendingsbrief aan de gemeente in Sardes: “…overal wordt beweerd dat u het leven hebt, terwijl u dood bent.” (Openbaring 3:1) De dode beenderen zijn dus niet slechts een historisch moment ten tijde van de profeten, maar een toestand, die zich uitstrekt tot in onze tijd.
Het volk van God, Israël, had de opdracht de boodschapper van de HEER voor de rest van de wereld te zijn. Christenen leven vandaag in dezelfde verantwoordelijkheid. “Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat Ik jullie opgedragen heb…” (Matteüs 28:19-20) Hoe vertegenwoordigen wij God, zijn rijk en zijn rechtvaardigheid tegenover onze medemensen? Hoeveel gemeentes moeten inzien, dat het hun ontbreekt aan “pit en fut”? Hoeveel broeders en zusters zijn op het punt beland, dat zij het liefst zouden willen opgeven – en te veel doen dat dan ook. De kracht is niet eens meer voldoende om zelf overeind te blijven, laat staan om de zendingsopdracht van Jezus te volgen om de mensen in de wereld tot leerlingen te maken.
Ondanks de akelige beginsituatie, het dal vol dorre beenderen, is het Bijbelwoord echter een blij en bemoedigend woord van God. Zelfs als wij al verdord zijn en geen vlees, geen pezen, die nog enige vorm van beweging teweeg zouden kunnen brengen, meer aanwezig zijn, geeft God ons niet op en hoeven wij ook niet op te geven:
• God spreekt tegen ons (Ezechiël 37:4)
• God geeft ons adem, zodat we weer tot leven komen (Ezechiël 37:5,10)
• God maakt ons weer tot mensen, in wie Hij zichtbaar wordt (Ezechiël 37:6,13)
Deze belofte van God, die Hij Ezechiël laat zien, wordt door Jezus Christus op indrukwekkende wijze vernieuwd: “…Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.” (Matteüs 28:20)
De adem van God, die in het beeld van Ezechiël zelf de graven opent en zijn volk eruit laat komen, om Israël weer op te richten, werkt tot de dag van vandaag als de Heilige Geest, die met Pinksteren tot ons mensen kwam. “Zij (de leerlingen) die bijeengekomen waren, vroegen Hem: ‘Heer, gaat U dan binnen afzienbare tijd het koningschap over Israël herstellen?’ Hij antwoordde: ‘Het is niet jullie zaak om te weten wat de Vader in zijn macht heeft vastgesteld over de tijd en het ogenblik waarop deze gebeurtenissen zullen plaatsvinden. Maar wanneer de Heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van Mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde.’” (Handelingen 1:6-8) Jezus breidt hier het begrip Israël uit naar de volkeren van de gehele wereld. Alle mensen moeten en zullen de mogelijkheid krijgen zich te bekeren tot God en de leerlingen van Jezus moeten zijn boodschappers zijn. 
De belofte van Jezus is vervuld. Op het Pinksterfeest vieren wij, dat wij de kracht van de Geest hebben ontvangen, die tot ons mensen gekomen is met Pinksteren – de Heilige Geest.
Als God de verdorde beenderen van zijn volk weer tot leven wekt, mogen wij erop vertrouwen, dat Hij ook ons, ons geloof, onze gemeentes zal doen herleven, als wij Hem daarom vragen en zijn Heilige Geest laten werken. De beslissing ligt bij ons, God heeft zich al geopenbaard: God wil!
U. Hykes

Bericht vervalt automatisch op dinsdag 8 juli , 2025